Beginnende producer tips!
Elke keer weer de beste tips voor producers!
Geschreven door Richard, leraar Ableton en Maschine bij DJ School Utrecht.
Hoewel je in deze blogs geregeld uiteenlopende software en hardware tegenkomt, wil ik het deze keer weer hebben over mijn “weapon of choice”: Ableton Live. Niet zo zeer over alle mogelijkheden van het programma, maar over kleine handigheidjes die soms net even voor wat verbetering of inspiratie kunnen zorgen. Sommige zaken zullen meer ervaren gebruikers al bekend zijn, maar misschien zitten er ook wat nuttige nieuwe tips tussen. In een eerdere blog kwamen al meer nuttige Live tips voorbij. Voor de volledigheid: bij deze tips ga ik uit van de laatste versie: Live 9. Een deel van deze tips zal ook in oudere versies werken. Verkrijgbaar in de versies Intro, Standard en Suite. Meer informatie vind je op de vergelijkingspagina van Ableton.
Ableton Live 9 heeft een flink arsenaal aan effecten aan boord. Te gebruiken door middel van drag-and-drop of door erop te (dubbel-)klikken in de browser onder de tab “audio effects”. Het gewenste effect wordt dan geladen in het gekozen spoor. Klik je op de hoofdmap met de naam van het effect, dan laadt Live de zogenaamde “default” versie; een nul-setting van het apparaat. Dat wil zeggen dat het apparaat geen preset opent. Wil je liever vanuit een kant-en-klare preset beginnen? Vouw de hoofdmap dan open en selecteer een van de meegeleverde presets voor het gekozen effect. Uiteraard kun je ook je eigen presets opslaan voor later gebruik.
2) High quality settings
Je zou het misschien niet verwachten, maar niet alle effecten die je gebruikt staan meteen in optimale stand. Als beginner zul je hier niet veel last van hebben, maar voor gevorderde gebruikers kan het erg nuttig zijn. Er zijn bijvoorbeeld meerdere effecten die een zogenaamde “high quality” optie hebben. En die moet je zelf inschakelen. Dit is het geval voor de Saturator, Dynamic Tube en Flanger effecten. Bij alledrie op dezelfde manier te activeren: Ga met de muis naar de titelbalk van het effect, klik op de rechtermuisknop (of Ctrl+click voor Mac) en selecteer de optie “Hi-quality” in het menu. Let op: deze setting verbruikt iets meer CPU.
3) Delay modes
Ook de delay effecten van Live hebben wat verborgen functies: Filter Delay, Ping-Pong Delay en Simple Delay. Alledrie hebben ze 3 verschillende standen. Ook deze zijn op dezelfde manier te vinden als bovenstaande tip: rechtermuisknop (of Ctrl+click)op de titelbalk van het effect. In dit menu staan 3 standen: Fade, Jump en Repitch. In dit geval ga ik niet alle verschillen behandelen. Ze hebben allemaal te maken met de manier waarop de delays het signaal bewerken en op veranderingen reageren. Probeer ze vooral uit en luister wat er anders gaat wanneer je aan de knoppen draait. Dat werkt beter dan een technische omschrijving.
4) Oversampling
Oversampling is een nogal lastig uit te leggen proces. Daarom ga ik ook hier geen uitgebreide uitleg over geven. Even kort door de bocht: het zorgt voor een hogere kwaliteit van het verwerkte signaal. Zowel Live’s EQ8 (equalizer) en Glue Compressor (compressor) hebben deze optie: ook weer te vinden door op de titelbalk de rechtermuisknop te gebruiken en in het menu de functie “Oversampling” aan te zetten.
5) Flat Response
Naast EQ8 heeft Live 9 ook een EQ3; een zogenaamde 3-bands equalizer. Deze equalizer geeft volgens Ableton een beetje “kleur” aan het geluid. Zelfs als alles op 0 staat. Maar de EQ3 heeft ook een verborgen “flat response” setting. Opnieuw te vinden middels het rechtermuisknop menu onder de titelbalk van het effect. Zonder teveel in detail te treden: het matigt de manier waarop dit effect reageert op een inkomend signaal. Probeer het gewon eens uit, zou ik zeggen.
6) Reverb Quality
Ook de ingebouwde reverb van Live 9 heeft een verborgen setting. Toegegeven, Live’s reverb staat nou niet echt bekend om zijn geweldige klanken. Maar voor kleine taken kan het soms een erg nuttig apparaat zijn. Tussen de settings van dit effect staat een optie genaamd “Global”. Daaronder kun je kiezen tussen 3 standen: Eco, Mid en High. Ook dit hangt weer samen met kwaliteit van het signaal. Kies “High” voor de hoogste kwaliteit. Uiteraard gaat hogere kwaliteit weer gepaard met meer CPU gebruik. Zet deze functie aan voordat je het eindresultaat exporteert als audio. Alle beetjes helpen.
7) Track Delay
Track delay is eigenlijk bedoeld om vertraging tussen verschillende inputs te compenseren. Soms ontstaat dat soort vertraging
bijvoorbeeld wanneer je externe apparaten als synths en drumcomputers gebruikt. Midi gaat van Live naar het apparaat. Dat apparaat maakt vervolgens geluid en dat signaal gaat via kabels weer terug naar je soundcard en Live. Dat proces levert dus soms wat vertraging op. Rechts onderin je scherm staan enkele ronde icoontjes die je in- en uit kunt schakelen. Klik op de knop met een “d” (van delay) erop. Onder elk spoor verschijnt nu een vakje waarmee je het signaal eerder of later kunt laten klinken. De standaard instelling is “ms”. Dat staat voor milliseconden. Naast gebruik bij signaalvertraging kunnen kleine aanpassingen per spoor echter ook de “groove” van je hele track veranderen. Hoogste tijd dus om daar eens flink mee te gaan experimenteren!
8) Meerdere clips tegelijk laden
Soms wil je een heleboel clips of loops tegelijk in je project laden. Dat doe je uiteraard door in de browser of in je Finder/Explorer meerdere samples te selecteren en deze vervolgens in het programma te slepen. Maar voor zowel Session- als Arrangement View geldt: Live laadt alle geselecteerde clips/loops in het zelfde spoor. Wil je ze liever stuk voor stuk in een apart (eigen) spoor zetten? Dat kan uiteraard 1 voor 1, maar er is een veel makkelijkere manier. Selecteer de clips/loops, sleep ze naar Session of Arrangement terwijl je de muisknop ingedrukt houdt. Druk nu op de Cmd toets (Mac) of Ctrl toets (Windows) voordat je je muisknop loslaat en voila: elke sample wordt in zijn eigen spoor geplaatst. Erg handig!
9) Crossfader en A/B
Het menu met kleine ronde knoppen, rechts onder in je scherm, bevat naast de al eerder genoemde “d” knop (voor track delays) ook een knopje met een”x” (alleen zichtbaar in Session View). Zet je dit aan, dan verschijnt de zogenaamde crossfader optie onder elk spoor. Er verschijnen er knoppen met A en B erop en onder het master spoor verschijnt een horizontale crossfader. Een korte uitleg: voor alle sporen die je gebruikt kun je nu A of B selecteren. Zodra je dit hebt gedaan gebruik je de crossfader om te wisselen tussen groep A en B. Helemaal naar links betekent: je hoort alleen de sporen waarbij knop A is ingeschakeld. Helemaal naar rechts betekent: je hoort alleen groep B. In het midden hoor je dus beide groepen. Super handig in bijvoorbeeld een live set of dj set waarbij je snel tussen deze groepen wilt wisselen.
10) Cue Out en Master Out
Wanneer je de inputs en outputs zichtbaar maakt (“i-o” knop rechts onder in je scherm) verschijnen er in het master kanaal (Session View) 2 afzonderlijke output opties. “Cue” en “Master”. “Master” is de uitgang van het master signaal; dit gaat dus naar de outputs (meestal 1&2, oftewel links en rechts) waarop je speakers zijn aangesloten. “Cue” kan naar andere outputs worden gestuurd. (Bijvoorbeeld 3&4: mits je een audio interface hebt met meer dan 2 outputs). Zodra je verschillende outputs hebt geselecteerd kun je in Session View bij de cue volumeknop (links naast je master volume fader) kiezen tussen 2 standen: “Solo” en “Cue”. Solo betekent dat elk spoor afzonderlijk op “solo” kunt zetten. Je hoort dan dus alleen het geselecteerde spoor. Links naast de fader van elk spoor staat daarvoor een knop met een “S” erop. Zet je de knop bij je master kanaal echter op “Cue” stand, dan verandert die “S” in elk spoor in een klein koptelefoon logo. Wanneer je nu op dezelfde knop in een kanaal klikt, gaat het geluid van dat spoor ook naar de “Cue” output (3&4 in dit voorbeeld). Alle andere sporen inclusief het geselecteerde kanaal zijn echter nog steeds hoorbaar via de master output. Ideaal bij DJ-en of een live set!
Zoals je ziet zijn alle functies die ik hier beschrijf relatief kleine aanpassingen. Maar ze kunnen erg handig zijn, dat moge duidelijk zijn. Daarnaast zorgen ze voor hogere kwaliteit en versnelde workflow. En wie wil dat nou niet?!
Written by Richard, teacher in Ableton and Maschine at the Dutch DJ Academy/DJ School Utrecht
10 Little Ableton Live Tips
Even though you can run into a wide variety of software and hardware in these blogs, I am going to talk a bit more about my own “weapon of choice”: Ableton Live. Not so much about all the possibilities of the software, but about small useful tips that can make using Live better or more creative. Some of these functions will probably be well known for seasoned users, but there might also be some nice options you never used. In an earlier blog about Ableton Live I already gave some different useful tips. For the record: I’m using Live 9, but most of these tips will also work in older versions of the software. Available in 3 versions: Intro, Standard and Suite. More on these versions on Ableton’s comparison page.
1) Loading effects
Ableton Live 9 has a lot of built-in effects. These can be loaded by using drag-and-drop or by (double-)clicking the desired effect in the browser, under “audio effects”. The effect is then loaded onto the selected channel. If you double click on the main folder for any effect, Live will load the default version. A simple setting that can serve as a good starting point. Do you prefer starting with a preset? Fold out the main folder of that effect and choose one of the presets. You can, of course, also save your own presets.
2) High quality settings
You might not expect this, but not all the effects you use are immediately set for optimum quality. Beginners probably won’t notice this, but it can be very useful for more advanced users. There are several effects that have a “high quality” option. But you have to turn these on yourself. This is the case for Saturator, Dynamic Tube and Flanger effects. Activated in the same way: right-click (or Ctrl+click for Mac) on the header of the effect and select “hi-quality” in the menu. Attention: this will increase CPU use.
3) Delay modes
Live’s delay effects also have some hidden options: Filter Delay, Ping-Pong Delay and Simple Delay. All 3 of them have several settings. These settings can be accessed in the same way as the high quality settings: right-click (or Ctrl+click) on the device header and activate it in the menu. These delays have 3 options: Fade, Jump and Repitch. I’m not going to explain all of them. It has something to do with the way these delays process the sound and react to changes in settings. Give it a try and listen to what happens when turning the knobs. That is a better way of understanding compared to a technical explanation.
4) Oversampling
Oversampling is hard to explain without getting too technical. In short: it gives the affected signal a higher quality processing. Both EQ8 (equalizer) and Glue Compressor (compressor) have this option. Again accessible using the header right-click menu. Select “Oversampling” to activate it.
5) Flat Response
Besides EQ8 Live also has an EQ3: a so-called 3 band equalizer. This equalizer will add a bit of “colour” to your signal according to Ableton. Even when all dials are set to 0. But EQ3 also has a hidden “flat response” setting. Accessible via the header right-click menu again. Without going into detail: it changes how much the effect will react to an incoming signal. Just give it a try.
6) Reverb Quality
Live’s built in reverb also has a hidden setting. I admit, Live’s verb isn’t really famous for its fantastic sound. Still it is very useful for small tasks. In the settings of the device there is an option called “Global”. Under that text you can choose from 3 different settings: Eco, Mid and High. This also has to do with the signal quality. Choose “High” to get maximum quality. This will increase CPU usage too, so it can be wise to set the quality for your reverbs to maximum before exporting or bouncing the track.
7) Track Delay
Track delay was intended to compensate for possible latency between different inputs. Sometimes you get latency when using
external instruments or drum computers. Midi goes from Live to the device. That device creates a sound that is then sent back into Live and your audio interface through cables. This process usually causes a small delay in the signal. At the bottom right of your screen you will find several small round buttons. Click on the one that says “d” to activate. Under every track you can now enter a number to change track delay. default setting is “ms”. This stands for milliseconds. Besides using it like this, you can also change the “groove” of an entire track by messing around with these settings. So it is well worth doing some experimenting with that!
8) Loading multiple clips
Sometimes you want to load several clips or loops into your project at the same time. You can of course use the browser for this, or do the same through your Finder/Explorer window. Select multiple clips and drag them into Live. But for both Session and Arrangement View the selected clips will all be loaded into the same track. Do you prefer loading every clip/loop into a separate channel? Select several clips and drag them into Live while keeping the mouse button pressed. Now push the Cmd (Mac) or Ctrl button (Windows) before letting go of the mouse button. Voila: every sample/clip now gets placed into a separate channel. Very convenient!
9) Crossfader and A/B
The menu with small round buttons at the bottom right of the screen also contains a button that says “x”. (only visible in Session View). Turn that on to activate the crossfader option under every track. You will see buttons saying A and B and under the master channel there is now a small horizontal crossfader visible. Some info: you can now select A or B for every track. Using the crossfader you can now switch between group A and B. Turn the crossfader all the way left: you will only hear all channels that have button A activated. Move it all the way to the right: you will only hear channels set to group B. So when the crossfader is set to the middle, you will hear both group A and B. Very convenient for use in live sets or dj sets, when you need to switch between groups quickly using a single control.
10) Cue Out and Master Out
When you have made all in- and outputs visible (using the “i-o” button at the bottom right of the screen), 2 separate output options will appear on the master channel (Session View). “Cue” and “Master”. “Master” defines the main output (usually 1&2 or left and right), probably connected to your speakers. “Cue” output can be sent to a different output (f.i. 3&4: if your audio interface has more than 2 outputs). As soon as you set different outputs for Master and Cue, you can change settings on the master channel. There is an option to change cue level there. But if you click on the box that says “Solo” it changes to “Cue”. Solo means that you can listen to only the selected channel: all other channels will be temporarily muted. But set it to “Cue” and the solo buttons on every channel (the button that says “s”) changes into a small headphones icon. If you click on that button now, the signal of that channel is sent to the selected cue output (channel 3&4 in this example). All other channels including the selected one will still send their signal to the master output. Ideal for DJ-ing or a live set!
As you can see, most described functions are quite small and hidden. But that doesn’t make them less useful. They help with higher quality results and a more streamlined workflow. And don’t we all want that?!
Mississippidreef 87
NUtrecht Kamer 1.22
3565 CE Utrecht
(Gratis parkeren!)
We zitten in NUtrecht, dat zit tussen Balorig Utrecht en de Vechtsebanen (de ijsbaan) in.
Bel de leraar even als je er bent, dan komt ie je halen!
Openingstijden:
Ma-Vr 11.00-22.00u
Za & Zo 12.00-18.00u
Alleen op afspraak!
Neem contact op via het contactformulier of per email: info[@]djschoolutrecht.nl
of telefoon +3130 340 3549.
We zijn het beste telefonisch bereikbaar tussen 12.00-13.00u!
IBAN : NL70 TRIO 0254 7967 29 t.n.v. The Mood Managers
BIC : TRIONL2U
KVK : 30239841
BTWnr : NL002007695B75